het bedrijf

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[bəˈdrɛif]
Verbuigingen:	bedrijfdrijven (meerv.)

1) plek waar goederen worden geproduceerd of diensten worden verleend om geld te verdienen - Betrieb (der ~), Geschäft (das ~), Unternehmen (das ~)

een schildersbedrijf - ein Malerbetrieb een bedrijf starten/opzetten - ein Unternehmen gründen een bedrijf stilleggen - einen Betrieb stilllegen

in bedrijf zijn (=actief zijn) - aktiv sein

buiten bedrijf zijn (=niet werken, niet functioneren) - außer Betrieb sein

2) hoofdstuk van een toneelstuk of opera - Akt (der ~)

een klassieke tragedie in vijf bedrijven - eine klassische Tragödie in fünf Akten

tussen de bedrijven door (=tussen andere bezigheden door) - zwischendurch

© K Dictionaries Ltd.

het bedrijf	die Gesellschaftsfirma ; das Unternehmen ; das Laden ; der Konzern ; die Kapitalgesellschaft ; die Innung ; die Holdinggesellschaft ; die Holding ; das Handelsunternehmen ; die Handelsgesellschaft ; die Gilde ; der Gewerbebetrieb ; das Gewerbe ; die Gesellschaft ; das Geschäft ; die Gemeindevertretung ; die Firma ; der Betrieb ; der Aufzug ; der Akt
bedrijf	Betrieb ; Werkstatt ; Unternehmen ; Leichenbestattung ; Kommerzielle Aktivität

Bronnen: interglot; Wikipedia; Trueterm; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.




NL: akte
NL: bedrijfstak
NL: bezigheid
NL: concern
NL: coöperatie
NL: etablissement
NL: firma
NL: gebruik
NL: handel
NL: handelsbedrijf

NL: (handel en) bedrijf DE: Gewerbe
NL: een bedrijf uitoefenen DE: ein Gewerbe, ein Geschäft, ein Handwerk treiben
NL: in, buiten bedrijf stellen DE: in, außer Betrieb setzen
NL: groot bedrijf DE: Großbetrieb
NL: onder de bedrijfen door DE: unterdessen